Uitspraak
3 december 2024, 24/457 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Koolhoven, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 25 maart 2025 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Vervolgens heeft appellant op 4 april 2025 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft besloten dat een zitting niet nodig was, aangezien partijen geen verzoek om een zitting hebben ingediend. De Raad heeft het onderzoek gesloten en de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv al had voldaan aan de kosten in bezwaar, moest de Raad enkel oordelen over de kosten in hoger beroep. De proceskosten zijn vastgesteld op € 907,-, en het Uwv is ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 143,- dat appellant in hoger beroep had betaald. De uitspraak is gedaan op 2 juli 2025 door S.B. Smit-Colenbrander, in aanwezigheid van griffier S. Pouw.