ECLI:NL:CRVB:2025:1021

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
25/70 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Koolhoven, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 25 maart 2025 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Vervolgens heeft appellant op 4 april 2025 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft besloten dat een zitting niet nodig was, aangezien partijen geen verzoek om een zitting hebben ingediend. De Raad heeft het onderzoek gesloten en de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv al had voldaan aan de kosten in bezwaar, moest de Raad enkel oordelen over de kosten in hoger beroep. De proceskosten zijn vastgesteld op € 907,-, en het Uwv is ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 143,- dat appellant in hoger beroep had betaald. De uitspraak is gedaan op 2 juli 2025 door S.B. Smit-Colenbrander, in aanwezigheid van griffier S. Pouw.

Uitspraak

25/70 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
3 december 2024, 24/457 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 2 juli 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M. Koolhoven, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 25 maart 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 4 april 2025 heeft mr. Koolhoven het hoger beroep namens appellant ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen. De kosten in verband met in bezwaar verleende rechtsbijstand zijn in het besluit van 25 maart 2025 al vergoed. Het Uwv is door de rechtbank al veroordeeld tot vergoeding van de kosten in beroep, zodat de Raad alleen nog moet oordelen over de in hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van een hoger beroepschrift).
Ook dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 907,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 143,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025.

(getekend) S.B. Smit-Colenbrander

(getekend) S. Pouw