ECLI:NL:CRVB:2025:1023
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering aan appellante per 12 oktober 2020 en de afwijzing van kostenvergoeding in bezwaar
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 12 oktober 2020 een Ziektewet (ZW)-uitkering toe te kennen. Appellante heeft zich ziekgemeld en verzocht om een ZW-uitkering, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen op basis van het feit dat zij niet verzekerd was voor de ZW. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat het Uwv ten onrechte geen arbeidskundig onderzoek heeft verricht en dat de vermindering van haar werkuren het gevolg was van haar zwangerschap. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geweigerd de ZW-uitkering toe te kennen, omdat niet is gebleken van ongeschiktheid om het werk te verrichten. De rechtbank heeft de beoordeling van het Uwv als zorgvuldig beschouwd en de gronden van appellante in hoger beroep zijn niet overtuigend gebleken. De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv terecht de kosten in bezwaar niet heeft vergoed, omdat er geen sprake was van herroeping van het primaire besluit. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betrekking heeft op de weigering van de dwangsom.