In deze zaak staat de weigering van het Uwv om appellante in aanmerking te brengen voor een (herleving van haar) Wajong-uitkering centraal. Appellante, die psychische en lichamelijke klachten ervaart, betoogt dat haar situatie is verslechterd en dat er nieuwe feiten zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. Het Uwv heeft echter geconcludeerd dat er geen toegenomen beperkingen zijn als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak en dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep heeft ingesteld. De Raad heeft de zaak behandeld en psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing als deskundige benoemd. De deskundige concludeert dat appellante lijdt aan een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, maar dat dit niet leidt tot een andere beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd om de Wajong-uitkering te herleven, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt appellante schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.