Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 7.876,57,-;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bakker, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 27 februari 2023 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/774. Op 10 juli 2024 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Vervolgens heeft appellante op 11 september 2024 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd. De Raad heeft het onderzoek gesloten en de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. In dit geval is het Uwv veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 1.814,- voor de procedure in beroep en € 907,- voor de procedure in hoger beroep, samen met een vergoeding voor deskundigenrapporten tot een totaalbedrag van € 7.876,57.
Daarnaast is het Uwv ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht dat appellante heeft betaald in zowel beroep als hoger beroep, dat in totaal € 185,- bedraagt. Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.