ECLI:NL:CRVB:2025:1034
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- S.B. Smit-Colenbrander
- M.D.F. de Moor
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bal, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/7704. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 16 oktober 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant zijn hoger beroep heeft ingetrokken. Appellant heeft de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 juli 2024, maar het onderzoek is geschorst. Omdat partijen geen nadere zitting hebben aangevraagd, heeft de Raad het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling.
De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, wordt het Uwv veroordeeld in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep. De kosten voor rechtsbijstand zijn begroot op € 3.108,-, inclusief het door appellant betaalde griffierecht van € 136,-. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.