ECLI:NL:CRVB:2025:1034

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
23/3252 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bal, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/7704. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 16 oktober 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant zijn hoger beroep heeft ingetrokken. Appellant heeft de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 juli 2024, maar het onderzoek is geschorst. Omdat partijen geen nadere zitting hebben aangevraagd, heeft de Raad het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling.

De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, wordt het Uwv veroordeeld in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep. De kosten voor rechtsbijstand zijn begroot op € 3.108,-, inclusief het door appellant betaalde griffierecht van € 136,-. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2023, 22/7704 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 9 juli 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.I. Bal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 juli 2024. Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Het Uwv heeft op 16 oktober 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een nadere zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen. Het Uwv is door de rechtbank al veroordeeld tot vergoeding van de kosten in beroep, zodat de Raad alleen nog moet oordelen over de in bezwaar en in hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten voor verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.294,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 647,-) en € 1.814,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-). Totaal € 3.108,-.
Ook dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.108,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander in tegenwoordigheid van M.D.F.de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025.

(getekend) S.B. Smit-Colenbrander

(getekend) M.D.F. de Moor