ECLI:NL:CRVB:2025:1036

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
22/871 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.W. Weehuizen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 28 februari 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 oktober 2023, waarbij appellante aanwezig was, maar het Uwv niet. Na de zitting is het onderzoek heropend en zijn deskundigen benoemd om rapporten uit te brengen. Op 21 februari 2025 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante haar hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De proceskosten zijn begroot op € 4.081,50, inclusief vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.

Uitspraak

22/871 WAJONG
Datum uitspraak: 2 juli 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 28 februari 2022, 20/2104 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.W. Weehuizen, advocaat, hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 oktober 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Weehuizen. Het Uwv is niet verschenen.
Het onderzoek is heropend na de zitting.
De Raad heeft M. Roos-Vervoort, verzekeringsarts, als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 18 april 2024 een rapport uitgebracht. Op verzoek van Roos-Vervoort heeft psychiater dr. J.A. Bouwens op 5 juli 2024 tevens een rapport uitgebracht.
Appellante heeft gereageerd op het deskundigenrapport.
Het Uwv heeft op 21 februari 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft laten weten zich te refereren aan het oordeel van de Raad.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 februari 2025 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Het Uwv heeft daarbij de kosten van bezwaar vergoed.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-) in beroep en € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een zienswijze, met een waarde per punt van € 907,-) in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding voor de aan appellante door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 4.081,50.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.081,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.A. AdjeiAsamoah als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.A. Adjei-Asamoah