ECLI:NL:CRVB:2025:1048

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
24/507 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond verklaard in hoger beroep inzake griffierecht en verantwoordelijkheidsbesef appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar zijn beroep was kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. Appellant heeft verzet ingediend, waarbij hij aanvoerde dat hij door zijn geestelijke gesteldheid en het gebruik van antidepressiva niet in staat was de brieven van het Uwv en de nota voor het griffierecht goed te begrijpen. Tijdens de zitting op 26 mei 2025 heeft appellant, vergezeld door zijn zus, zijn standpunt toegelicht. De Raad overweegt echter dat appellant zelf verantwoordelijk is voor een zorgvuldige omgang met zijn post. De brieven met de nota en herinnering voor het griffierecht waren duidelijk en bevatten een logo van de rechtspraak, met expliciete instructies over de betalingstermijn. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn geestelijke gesteldheid niet in staat was om de brieven te begrijpen. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. H.G. Rottier, met N. El Khabazi als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 juli 2025
24/507 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2024, AMS 23/1760 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 15 januari 2025 heeft de Raad onder toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
Appellant heeft verzet ingediend. Appellant is op zitting van 26 mei 2025 verschenen met zijn zus. In verzet heeft appellant, kort samengevat, aangegeven dat hij veel brieven heeft ontvangen van het Uwv waarin ook de term ‘griffierecht’ voorkomt. Daardoor zou appellant de brief met de nota voor het betalen van het griffierecht hebben verward met de brieven van het Uwv. Verder stelt appellant dat hij last heeft van zijn mentale gesteldheid en antidepressiva neemt.

OVERWEGINGEN

De Raad overweegt dat appellant zelf verantwoordelijk is voor een zorgvuldige omgang met en lezing van zijn post. De brief met de nota en de herinneringsbrief voor het betalen van het griffierecht hebben een duidelijk logo van de rechtspraak. In die brieven is duidelijk aangegeven dat appellant binnen een bepaalde termijn griffierecht moet betalen. Ook wordt duidelijk aangegeven dat als appellant geen griffierecht betaalt, geen inhoudelijke behandeling plaats zal vinden. Dat appellant door zijn geestelijke gesteldheid of het gebruik van geneesmiddelen niet in staat was om de betreffende brieven te begrijpen heeft hij niet aannemelijk gemaakt.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2025.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) N. El Khabazi