ECLI:NL:CRVB:2025:1067
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft zich na een verkeersongeval ziekgemeld en heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 67,45%. Appellant is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was, maar het Uwv heeft dit hersteld door appellant opnieuw te laten onderzoeken door een verzekeringsarts. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld en geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht heeft vastgesteld. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv en dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant. Het hoger beroep van appellant is afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.