ECLI:NL:CRVB:2025:1073

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
25/898 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep inzake beslag op uitkering

Op 22 juli 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 25/898 PW. De appellant, die een uitkering ontvangt van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, heeft beroep ingesteld tegen een beslaglegging op zijn uitkering die op 31 augustus 2022 door een gerechtsdeurwaarder is uitgevoerd. Het college heeft in een derdenverklaring meegedeeld dat het beslag vanaf 1 september 2022 wordt uitgevoerd, waarbij maandelijks een bedrag van € 55,09 wordt ingehouden, rekening houdend met de beslagvrije voet.

In zijn beroepschrift stelt de appellant dat hij het niet eens is met het beslag op zijn uitkering en dat hij bij andere instanties niet terecht kan met deze klacht. De Raad heeft in eerdere rechtspraak verduidelijkt hoe een beslag gelegd wordt en in hoeverre dit in een bestuursrechtelijke procedure aan de orde kan komen. De Raad concludeert dat de gronden van de appellant over het beslag niet in deze bestuursrechtelijke procedure aan de orde kunnen komen, waardoor de Raad zich onbevoegd verklaart om van het beroep kennis te nemen.

De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 juli 2025. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

25/898 PW
Datum uitspraak: 22 juli 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een beslaglegging op zijn uitkering op 31 augustus 2022.

OVERWEGINGEN

Appellant ontvangt een uitkering van het college. Een gerechtsdeurwaarder heeft op 31 augustus 2022 beslag gelegd op deze uitkering. Het college heeft in een brief van 8 september 2022 (derdenverklaring) meegedeeld dat hij dit beslag vanaf 1 september 2022 uitvoert en dat maandelijks een bedrag van € 55,09 wordt ingehouden en overgemaakt. Het college houdt daarbij rekening met de beslagvrije voet.
Appellant stelt in zijn beroepschrift dat hij beroep instelt bij de Raad omdat hij het niet eens is met het beslag op zijn uitkering en hij bij andere instanties niet terecht kan met deze klacht.
De Raad heeft in zijn rechtspraak uitleg gegeven over de wijze waarop een beslag wordt gelegd en in hoeverre dit in een bestuursrechtelijke procedure aan de orde kan komen. [1] Daaruit volgt dat de gronden van appellant over het beslag niet in deze bestuursrechtelijke procedure aan de orde kunnen komen. De Raad is dan ook kennelijk onbevoegd om van het door appellant ingestelde beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2025.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A.H. Hagendoorn-Huls
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 8 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2511.