ECLI:NL:CRVB:2025:1078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
22/1953 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ingetrokken met proceskostenveroordeling na tegemoetkoming door bestuursorgaan

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R. Kaya, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 12 mei 2022 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2144. Tijdens de zitting op 10 mei 2023 is appellante via beeldbellen verschenen, terwijl het Uwv niet aanwezig was. Na het onderzoek heeft de Raad het onderzoek heropend en een onafhankelijke deskundige benoemd, die op 29 augustus 2023 een rapport heeft uitgebracht. Appellante heeft op dit rapport niet gereageerd. Op 14 november 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarin is vastgesteld dat appellante per 11 oktober 2020 recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet. Vervolgens heeft mr. Kaya namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan de beroepschrift van appellante is tegemoetgekomen, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigt. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.547,50 bedragen, inclusief griffierechten van € 185,-. De uitspraak is gedaan op 9 juli 2025 door S. Wijna, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier.

Uitspraak

22/1953 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 12 mei 2022, 21/2144 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 9 juli 2025
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2023. Appellante is via beeldbellen verschenen, bijgestaan door mr. Kaya. Het Uwv is niet verschenen
De Raad heeft het onderzoek heropend en aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen die op 29 augustus 2023 rapport heeft uitgebracht. Appellante heeft op dit rapport niet gereageerd.
Het Uwv heeft op 14 november 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen waarin is bepaald dat appellante per 11 oktober 2020 onveranderd recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet.
Bij brief van 19 december 2024 heeft mr. Kaya namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 14 november 2024 aan haar beroepschrift is tegemoetgekomen.
Proceskosten
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten in beroep worden begroot op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-). De proceskosten in hoger beroep worden begroot op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor een reactie op de aanvullende toelichting van de deskundige en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en 0,5 punt voor een zienswijze, met een waarde per punt van € 907,-). De reiskosten van appellante voor het bijwonen van de zitting in beroep met een bedrag van € 12,50 komen voor vergoeding in aanmerking.
Het door het Uwv te betalen bedrag aan proceskostenvergoeding bedraagt hiermee in totaal € 4.547,50.
Griffierecht
Het Uwv dient het door appellante in beroep (€ 49,-) en hoger beroep (€ 136,-) betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.547,50,-;
  • bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025.
(getekend) S. Wijna
(getekend) M.D.F. de Moor