ECLI:NL:CRVB:2025:1080

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
23/594 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen brieven van het Uwv inzake klachtbehandeling

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen brieven van het Uwv, waarin gereageerd werd op een door appellant ingediende klacht. Appellant had geklaagd over onvoldoende ondersteuning bij het vinden van werk. De brieven van 6 en 23 april 2021, waarin het Uwv op de klacht reageerde, werden door het Uwv niet als besluiten aangemerkt, waardoor het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had deze beslissing in stand gelaten, wat appellant in hoger beroep aanvecht.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de brieven van het Uwv geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat ze niet gericht zijn op een verandering van rechten en plichten van appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat appellant geen argumenten heeft aangedragen die de conclusie van de rechtbank zouden kunnen weerleggen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en er is geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

23/594 WW
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 januari 2023, 21/2437 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak om de vraag of het Uwv het bezwaar van appellant tegen de brieven van 6 en 23 april 2021 naar aanleiding van een door appellant ingediende klacht terecht nietontvankelijk heeft verklaard. De Raad oordeelt dat dat het geval is, omdat de brieven geen besluiten zijn waartegen bezwaar kon worden gemaakt.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en vragen van de Raad beantwoord.
Het Uwv heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend
.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 28 mei 2025. De zaak is gevoegd behandeld met de zaken 23/595 WW en 23/596 WW. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten. Na sluiting van het onderzoek zijn de gevoegde zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft een klacht ingediend bij het Uwv omdat hij van mening was dat hij te weinig ondersteuning kreeg van het Uwv bij het vinden van nieuw werk. Bij brieven van 6 en 23 april 2021 heeft het Uwv op deze klacht gereageerd.
1.2.
Bij beslissing op bezwaar van 12 mei 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen de brieven van 6 en 23 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat volgens de wet alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit, waarbij het gaat om een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die gericht is op een verandering van rechten en plichten. In dit geval heeft een klachtenambassadeur van het Uwv appellant brieven gestuurd met daarin informatie over de afhandeling van zijn klacht. In de eerste brief heeft de klachtenambassadeur vermeld dat appellant de werkadviseur heeft beschuldigd van fraude, maar dat dit niet aan de orde is. Door zijn arbeidsverleden en de mate waarin appellant de Nederlandse taal beheerst, waren er op dat moment geen geschikte vacatures voor hem. In de tweede brief is de klachtambassadeur bij dit standpunt gebleven, waarbij hij heeft vermeld dat ook het gedrag van appellant op de werkvloer van invloed is op het vinden en behouden van werk. De brieven van de klachtenambassadeur over de manier waarop een klacht is afgehandeld zijn erop gericht appellant in kennis te stellen van de behandeling van zijn klacht. De brieven zijn niet gericht op een verandering van de rechten en plichten van appellant. Volgens de rechtbank zijn de brieven daarom geen besluiten waartegen appellant bezwaar kon maken.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit waarbij het bezwaar van appellant tegen de brieven van 6 en 23 april 2021 niet-ontvankelijk is verklaard in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep van belang zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Appellant heeft volstaan met de stelling dat hij in een moeilijke persoonlijke en financiële situatie verkeert en dat hij op zoek is naar een baan, maar zonder succes. Daarnaast heeft hij benadrukt dat hij uitsluitend een uitkering van het Uwv heeft en een beetje spaargeld. Hij heeft verzocht om een speciale werkplek voor hem te creëren. Appellant heeft geen argumenten aangevoerd waarom de brieven van 6 en 23 april 2021 volgens hem wel als besluiten moeten worden aangemerkt. In wat appellant heeft aangevoerd, ziet de Raad geen aanknopingspunten anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten. Voor een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van D. Kovac als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025.
(getekend) S. Wijna
(getekend) D. Kovac

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht

1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan,
inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
(...)

Artikel 9.12 Algemene wet bestuursrecht

1. Het bestuursorgaan stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht, zijn oordeel daarover alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
2. Bij de kennisgeving wordt vermeld bij welke ombudsman en binnen welke termijn de klager vervolgens een verzoekschrift kan indienen.