ECLI:NL:CRVB:2025:1100
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Akdeniz, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 12 april 2024 een beslissing genomen in de zaak met nummer 23/1749. Op 9 januari 2025 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft mr. Akdeniz op 15 april 2025 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling tegen het Uwv. De Raad voor de Rechtspraak heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het Uwv volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant met de gewijzigde beslissing op bezwaar. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot een bedrag van € 2.721,- aan proceskosten, bestaande uit kosten in beroep en hoger beroep, en heeft tevens bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 188,- moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.