Uitspraak
15 november 2024, 23/3064
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had hoger beroep ingesteld, maar had het verschuldigde griffierecht van € 143,- niet betaald. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant meerdere keren op de betalingsverplichting is gewezen, zowel per brief als per aangetekende brief, maar dat het griffierecht niet tijdig is voldaan. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een voorwaarde voor ontvankelijkheid van het beroep. De Raad concludeert dat, gezien de omstandigheden, redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de appellant niet in verzuim is geweest. Daarom is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.