ECLI:NL:CRVB:2025:1122
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. De zaak betreft de vraag of appellante vanaf 25 april 2020 een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met haar vriend, wat zij niet had gemeld aan het college. Het college baseerde zijn besluit op verklaringen van appellante, waaruit bleek dat zij bij haar vriend op adres 2 woont, het huishouden doet en de kosten deelt. Appellante betwistte de stelling dat er vanaf de genoemde datum sprake was van wederzijdse zorg, maar de Raad oordeelde dat het college voldoende bewijs had geleverd. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande, omdat zij een gezamenlijke huishouding voerde. De intrekking en terugvordering van de bijstand blijven daarom in stand. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.