ECLI:NL:CRVB:2025:1131
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WAO-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van appellante door het Uwv naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25%. Appellante, die sinds 2003 een WAO-uitkering ontvangt, betwist de beslissing van het Uwv dat zij slechts 23,17% arbeidsongeschikt is. Ze stelt dat ze meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, en dat ze de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 19 juni 2025, waar appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. T.H.M.M. Kusters, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W. van de Graaff-Eggink.
De Raad oordeelt dat het Uwv de WAO-uitkering terecht heeft verlaagd. De medische beoordeling door het Uwv is zorgvuldig uitgevoerd, en de verzekeringsartsen hebben inzichtelijk gemotiveerd dat appellante op de datum in geding benutbare mogelijkheden had. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend zijn voor appellante.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv in hoger beroep de FML heeft aangepast, maar dat dit niet leidt tot een andere uitkomst. De proceskosten van appellante worden vergoed, en het Uwv moet het griffierecht terugbetalen. De uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van M.S. van Veller als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.