ECLI:NL:CRVB:2025:1144
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- K.H. Sanders
- J.M. Labage
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond verklaard wegens ontbreken machtiging voor hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in het verzet van appellante, die in Suriname woont, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 11 september 2024 in twee zaken (24/2628 en 24/2629) een uitspraak gedaan, waartegen appellante hoger beroep had ingesteld. Echter, in de uitspraak van 12 maart 2025 verklaarde de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat appellante geen juiste machtiging had overgelegd. Namens appellante heeft haar gemachtigde verzet ingesteld, maar zowel appellante als de gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting van 30 juni 2025. Het Uwv was wel vertegenwoordigd door H. ten Brinke.
De Raad overwoog dat de gemachtigde van appellante niet de juiste machtiging had overgelegd en dat de eerdere machtigingen die in de eerste aanleg waren ingediend, niet relevant waren voor de procedure bij de Raad. De gemachtigde verwees naar een herinneringsbrief van 22 januari 2025, waarin om een schriftelijke machtiging werd gevraagd, maar de Raad oordeelde dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat zij niet in verzuim was geweest. De Raad had eerder duidelijk aangegeven dat de machtiging ontbrak en dat deze tot op heden niet was overgelegd.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Labage, en werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.