ECLI:NL:CRVB:2025:1181
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door het Uwv
In deze zaak heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 16 februari 2024. Namens de betrokkene, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. B.G. Smouter, is een verweerschrift ingediend. Echter, het Uwv heeft het hoger beroep ingetrokken. Na de intrekking heeft de betrokkene verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten, waarop het Uwv geen verweer heeft gevoerd. De Raad voor de Rechtspraak heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en heeft hen gevraagd of zij het daarmee eens waren. Aangezien partijen geen zitting hebben aangevraagd, heeft de Raad de zaak zonder zitting behandeld en het onderzoek gesloten.
De Raad overweegt dat volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad constateert dat het Uwv het hoger beroep heeft ingetrokken en dat de betrokkene redelijkerwijs proceskosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. Daarom heeft de Raad besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten van de betrokkene, die zijn begroot op € 907,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.