ECLI:NL:CRVB:2025:1205

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
24/2309 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening gesloten buitenwagen op basis van medisch advies

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1954, een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Haarlem voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen (Canta) op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellant heeft aangegeven dat de hem verstrekte scootmobiel niet voldoet aan zijn behoeften, omdat hij door de kou meer last krijgt van zijn lichamelijke klachten en misselijkheidsklachten ervaart tijdens het gebruik van de RegioRijder. Het college heeft de aanvraag afgewezen op basis van een medisch advies van Argonaut van 7 juli 2023, waarin werd gesteld dat de scootmobiel in combinatie met de vervoerspas een adequate voorziening is voor de zelfredzaamheid en participatie van appellant.

De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 is appellant niet verschenen, maar het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.F. Baars en M.C. Legemate. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het college terecht het medisch advies van Argonaut heeft gevolgd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van dit advies. De Raad heeft vastgesteld dat de scootmobiel en de vervoerspas voldoen aan de lokale vervoersbehoefte van appellant en dat er geen noodzaak is voor de gevraagde gesloten buitenwagen. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 11 september 2024, 24/888 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)
Datum uitspraak: 13 augustus 2025

SAMENVATTING

De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank dat het college de aanvraag van appellant om een maatwerkvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen terecht heeft afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B. Mous, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 juli 2025. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.F. Baars en M.C. Legemate.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 1954, heeft aandoeningen die hem beperken in zijn mobiliteit. Het college heeft appellant in aanmerking gebracht voor een scootmobiel en een pas voor het collectief vervoer met de RegioRijder, om appellant in staat te stellen zich lokaal te verplaatsen en deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.
1.2.
Appellant heeft bij het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van een gesloten buitenwagen (Canta). De scootmobiel voldoet volgens appellant niet, omdat hij door de kou meer last krijgt van zijn lichamelijke klachten. Appellant heeft ook gemeld dat hij in de RegioRijder misselijkheidsklachten ervaart.
1.3.
Met een besluit van 21 augustus 2023 heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Het college heeft daarbij verwezen naar een advies van Argonaut van 7 juli 2023. Volgens het college is de scootmobiel, in combinatie met de pas voor regiovervoer van de RegioRijder de goedkoopst adequate voorziening. Met een besluit van 1 februari 2024 (bestreden besluit) heeft het college de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft aangevoerd dat het advies van Argonaut niet zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de daarin gemaakte medische afweging niet juist is. De voorziening die hij heeft volstaat niet, gelet op zijn medische beperkingen. De rechtbank heeft niet de juiste betekenis gegeven aan de door appellant verstrekte verklaring van zijn huisarts. Wat de huisarts met Argonaut heeft besproken is ook niet duidelijk geworden. Verder heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat hij met zijn scootmobiel geen lange afstanden kan afleggen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de afwijzing van de aanvraag voor een gesloten buitenwagen in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
De hier te beoordelen periode is de periode van 7 augustus 2023 (datum aanvraag) tot en met 1 februari 2024 (datum bestreden besluit).
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het college het bestreden besluit mocht baseren op het medisch advies van Argonaut van 7 juli 2023. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat dit advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De enkele omstandigheid dat uit het advies niet blijkt wat de arts van Argonaut heeft besproken met de huisarts van appellant maakt niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
4.3.
De Raad is het ook eens met het oordeel van de rechtbank dat het college zich op grond van het medisch advies van Argonaut terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aan appellant verstrekte scootmobiel in combinatie met de vervoerspas een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van appellant. In hoger beroep heeft appellant geen gegevens verstrekt die aanleiding geven voor een andersluidend oordeel. Appellant heeft weliswaar medische stukken overgelegd, maar hij heeft nagelaten uiteen te zetten welke gegevens voor de te beoordelen periode een onderbouwing bieden voor zijn standpunt dat hij is aangewezen op vervoer met een Canta. En de door appellant bij de rechtbank overgelegde brief van de huisarts van 23 februari 2024 bevat – zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld – enkel een weergave van misselijkheidsklachten zoals appellant deze op 13 februari 2024 aan zijn huisarts heeft verteld.
4.4.
Het betoog dat appellant met zijn scootmobiel geen lange afstanden kan afleggen treft geen doel. Het college mag zich beperken tot het verstrekken van een voorziening voor de lokale vervoersbehoefte van appellant. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat met de scootmobiel in combinatie met de vervoerspas niet kan worden voorzien in die vervoersbehoefte.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor een gesloten buitenwagen in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins in tegenwoordigheid van S. Ploum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025.

(getekend) D. Hardonk-Prins

(getekend) S. Ploum