ECLI:NL:CRVB:2025:1232
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.B. van Voorthuizen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 december 2022. Het hoger beroep werd ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 20 februari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv inderdaad aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De totale proceskosten zijn begroot op € 2.461,-, plus een vergoeding voor medische informatie van € 46,51, en het griffierecht van € 185,-.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.