ECLI:NL:CRVB:2025:1232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
23/208 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.B. van Voorthuizen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 december 2022. Het hoger beroep werd ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 20 februari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv inderdaad aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De totale proceskosten zijn begroot op € 2.461,-, plus een vergoeding voor medische informatie van € 46,51, en het griffierecht van € 185,-.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 december 2022, 21/4364 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 13 augustus 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.B. van Voorthuizen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 20 februari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 6 mei 2024 heeft mr. Van Voorthuizen het hoger beroep namens appellant ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Bij brief van 1 november 2024 heeft appellant een specificatie gegeven van zijn proceskosten.
Het Uwv heeft op 11 december 2024 meegedeeld zich niet te zullen verzetten tegen een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten van appellant.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 20 februari 2024 volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 647,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift), € 907,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift). Totaal € 2.461,-.
Ook de nota voor het opvragen van medische informatie van € 46,51 komt voor vergoeding in aanmerking
Verder dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.507,51,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) N. ter Heerdt