ECLI:NL:CRVB:2025:1234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 26 augustus 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante betwist deze beslissing en stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij niet in staat zou zijn de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 16 juli 2025, waar appellante werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. P.R. Autar, en het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. J.C. van Beek. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat de medische en arbeidskundige onderbouwing voldoende is. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv, en dat appellante geen nieuwe, relevante informatie heeft aangedragen die haar standpunt ondersteunt. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.