ECLI:NL:CRVB:2025:1236
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en de toekenning van WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv, dat deze heeft vastgesteld op 47,15% per 31 augustus 2021. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en kan daarom de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen reden is om aan de juistheid van de beoordeling van het Uwv te twijfelen. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het verzoek van appellant om een onafhankelijk deskundige te benoemen afgewezen. De uitspraak bevestigt de toekenning van de WIA-uitkering aan appellant, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 47,15% is vastgesteld.