In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. Berkouwer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het hoger beroep werd ingesteld in verband met een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De rechtbank had eerder op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in de onderliggende zaak. Tijdens de zitting op 22 juli 2025 heeft verzoekster haar hoger beroep ingetrokken, omdat er een schikking was bereikt met het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. De Centrale Raad van Beroep heeft de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt en moest nu alleen nog oordelen over het verzoek om schadevergoeding.
De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden. De termijn is overschreden met bijna zeven maanden, waarbij de overschrijding zich voordeed in zowel de bestuurlijke als de rechterlijke fase. De Raad heeft een schadevergoeding van € 1.000,- toegewezen, waarvan verzoekster € 857,14 zal ontvangen, omdat het college en verzoekster in de schikking het aandeel van het college hebben meegenomen. Daarnaast is de Staat veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 226,75. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier B.F.C. Wiedenhof, en is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.