ECLI:NL:CRVB:2025:1267

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
21/2505 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Yilmaz, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 juni 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 8 juni 2023, waarbij appellant aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. J.W. van Schaik. Na de zitting is het onderzoek heropend en is drs. F.M. Brouwer als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 28 augustus 2024 een rapport uitgebracht, waarop appellant heeft gereageerd. Het Uwv heeft op 15 oktober 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarna appellant op verzoek van de Raad heeft gereageerd. Op 3 januari 2025 heeft de deskundige een nader rapport uitgebracht en op 27 februari 2025 heeft het Uwv opnieuw een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Uiteindelijk heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 6.895,96 bedragen, inclusief griffierecht van € 181,-. De uitspraak is gedaan op 14 augustus 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 juni 2021, 19/3023 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 14 augustus 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. Yilmaz, advocaat, hoger beroep ingesteld en een rapport van een medisch deskundige ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 8 juni 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Yilmaz. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W. van Schaik.
Het onderzoek is heropend na de zitting.
De Raad heeft drs. F.M. Brouwer, verzekeringsarts, als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 28 augustus 2024 een rapport uitgebracht. Appellant heeft op dit rapport gereageerd.
Het Uwv heeft op 15 oktober 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Nadat appellant daarop op verzoek van de Raad heeft gereageerd, heeft de deskundige op verzoek van de Raad op 3 januari 2025 een nader rapport uitgebracht. Het Uwv heeft op 27 februari 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig is aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft op dit verzoek gereageerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 27 februari 2025 volledig aan de bezwaren is tegemoetgekomen. Het Uwv heeft daarbij de kosten van bezwaar, te weten de kosten van rechtsbijstand en de in bezwaar ingeschakelde medisch deskundige, vergoed.
1.3.
De Raad ziet aanleiding het Uwv (gedeeltelijk) te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Dit wordt hierna toegelicht.
1.3.1.
De kosten voor verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.814,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-) en € 2.721,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de reactie op het rapport van de deskundige en 0,5 punt voor de reactie op de gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 oktober 2024, met een waarde per punt van € 907,-), in totaal € 4.535,-.
1.3.2.
Appellant heeft verzocht om vergoeding van de kosten van het meenemen van een deskundige naar de zitting bij de rechtbank. De Raad constateert echter dat, zoals het Uwv terecht heeft gesteld, uit de zittingsaantekeningen van de rechtbank of de aangevallen uitspraak niet blijkt dat naar de zitting een deskundige is meegebracht. Omdat naar de zitting bij de Raad wel een deskundige was meegebracht begrijpt de Raad dat om vergoeding van die kosten is gevraagd. Dat verzoek wijst de Raad af. Appellant heeft geen urenspecificatie of factuur overgelegd.
1.3.3.
De kosten van de door appellant in hoger beroep ingeschakelde medisch deskundige worden, overeenkomstig de overgelegde facturen van 1 oktober 2021 en 28 mei 2023, begroot op in totaal € 2.360,96. De factuur van 18 juli 2019 voor de inschakeling van de medisch deskundige in de bezwaarfase komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het Uwv deze kosten in bezwaar al heeft vergoed.
1.4.
Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 6.895,96,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 181,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2025.

(getekend) S.B. Smit-Colenbrander

(getekend) S.P.A. Elzer