ECLI:NL:CRVB:2025:1270

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
24/597 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van WUV-uitkering wegens niet melden van inkomsten door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan over de terugvordering van een WUV-uitkering aan een appellant die niet heeft voldaan aan zijn verplichting om veranderingen in zijn inkomsten te melden. De Raad oordeelt dat de terugvordering terecht is, omdat appellant in 2013/2014 zijn inkomsten niet volledig heeft opgegeven. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, geboren in 1934, in 2000 erkend is als vervolgde in de zin van de Wuv en dat hij in 2013 een periodieke uitkering is toegekend. In januari 2023 heeft appellant verzocht om herziening van zijn uitkering, waarbij bleek dat hij pensioenen uit de Verenigde Staten ontving, die niet waren gemeld. Dit leidde tot een herberekening van zijn uitkering en de conclusie dat hij een te veel ontvangen bedrag van € 40.704,60 had gekregen. De Raad heeft geoordeeld dat de terugvordering op basis van artikel 61a van de Wuv gerechtvaardigd is, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De Raad heeft geen omstandigheden gevonden die aanleiding geven om van terugvordering af te zien, en concludeert dat het beroep van appellant ongegrond is. Appellant krijgt geen vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

24/597 WUV
Datum uitspraak: 28 augustus 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], België (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
SAMENVATTNG
Verweerder heeft vanwege het niet melden van inkomsten het teveel betaalde bedrag aan uitkering van appellant teruggevorderd. De Raad is met verweerder van oordeel dat appellant niet heeft voldaan aan zijn verplichting om veranderingen in zijn inkomsten te melden.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [naam] beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 29 december 2023, kenmerk BZ011612927 (bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 juli 2025. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. drs. C. Lamphen, advocaat, en [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 1934, is in 2000 erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. [1]
1.2.
Naar aanleiding van een aanvraag van oktober 2013 is aan appellant met ingang van 1 oktober 2013 onder meer een periodieke uitkering toegekend. Aanvaard is dat appellant psychische klachten heeft die in verband staan met de ondergane vervolging en dat die klachten in 2013 hebben geleid tot een verminderd functioneren ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten.
1.3.
In januari 2023 heeft appellant verzocht om zijn periodieke uitkering opnieuw vast te stellen. Uit zijn opgave van de inkomensgegevens is naar voren gekomen dat appellant pensioenen ontvangt uit de VS [2] waarvan verweerder niet op de hoogte was. Om die reden is besloten aan de herberekening van de uitkering een terugwerkende kracht van vijf jaar te verlenen. Daarbij is appellant erop gewezen dat het omzetten van zijn Wuv-aanspraken naar Wubo [3] -aanspraken wellicht financieel gunstiger is. Vervolgens heeft appellant zijn verzoek om hernieuwde vaststelling van de periodieke uitkering ingetrokken.
1.4.
Met een berekeningsbeslissing van 13 juli 2023 heeft verweerder de uitkering van appellant met ingang van 1 juli 2018 vastgesteld op € 0,00 bruto per maand. Uit de daarbij gevoegde betalingsmededeling blijkt dat appellant een bedrag van € 40.704,60 teveel aan periodieke uitkering uitbetaald heeft gekregen.
1.5.
Onder intrekking van de Wuv-aanspraken heeft verweerder met een besluit van 1 augustus 2023 aan appellant met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2018 op grond van de Wubo de zogenoemde toeslag ter verbetering van de levensomstandigheden en een tweetal voorzieningen toegekend. Met een brief van 4 augustus 2023 is aan appellant meegedeeld dat in de maand augustus 2023 uitvoering zal worden gegeven aan het besluit van 1 augustus 2023 en dat na verrekening van de Wubo-nabetaling een te veel ontvangen bedrag van € 26.401,97 resteert
.
1.6.
Met het betreden besluit zijn de bezwaren van appellant tegen de intrekking van de Wuvaanspraken en de vaststelling van een teveel uitgekeerd bedrag aan Wuv-uitkering ongegrond verklaard. Verweerder blijft van oordeel dat appellant in 2013/2014 zijn inkomsten niet volledig heeft opgegeven. Om die reden wordt het besluit van 14 april 2014 herzien, omdat als de pensioeninkomsten uit de VS wel bekend zouden zijn geweest dit tot een ander besluit zou hebben geleid. Het niet opgeven van de pensioenen uit de VS wordt aangemerkt als grove nalatigheid als bedoeld in artikel 61a van de Wuv, aldus verweerder.

Het oordeel van de Raad

2.1.
De Raad beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die appellant in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het beroep niet slaagt.
2.2.
De terugvordering is gebaseerd op artikel 61a van de Wuv. Op grond van dit artikel wordt de ten onrechte uitbetaalde uitkering teruggevorderd wanneer de onjuistheid van de aan de oorspronkelijke beslissing ten grondslag gelegde feiten is te wijten aan opzet dan wel grove nalatigheid van de betrokkene. Naar het oordeel van de Raad heeft verweerder deze grondslag mogen hanteren. De dwingende bepaling van artikel 61a van de Wuv brengt mee dat om die reden aan de uitspraak van 3 december 2009, [4] waar appellant zich op beroept, in dit geval geen toepassing kan worden gegeven. Appellant is als uitkeringsgerechtigde gehouden elke verandering of omstandigheid die tot intrekking of verlaging van de uitkering zou kunnen leiden bij verweerder te melden. Dat heeft appellant in dit geval nagelaten. De aanvraag van appellant van 1999 had uitsluitend tot doel te worden erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. De omstandigheid dat appellant toen wel melding heeft gemaakt dat hij verschillende pensioenen ontvangt heeft hem niet ontslaan van de verplichting om bij de aanvraag in 2013 om toekenning van een periodieke uitkering een volledig overzicht te verstrekken van alle inkomsten. Het betreffende inkomstenformulier geeft ook geen aanleiding voor de veronderstelling dat appellant niet gehouden zou zijn alle inkomsten te vermelden. Ook al is er geen sprake van een bewuste handeling, wel is sprake van niet (voldoende) nakomen van de inlichtingenverplichting en dat moet in dit geval worden gekwalificeerd als grove nalatigheid zoals dit wordt genoemd in de Wuv.
2.3.
Op grond van wat appellant naar voren heeft gebracht heeft verweerder bij afweging van de betrokken belangen geen omstandigheden hoeven aan te nemen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Van belang hierbij is dat de terugvordering niet is ontstaan of opgelopen door toedoen van verweerder maar door schending van de inlichtingenverplichting van appellant. Verder is ook niet gebleken dat de terugvordering voor appellant onevenredig nadelige gevolgen oplevert.
Conclusie en gevolgen
2.4.
Het beroep slaagt niet. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
3. Omdat het beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding van zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van C.C.M. van ’t Hol als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2025.
(getekend) H. Lagas
(getekend) C.C.M. van ‘t Hol

Voetnoten

1.Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945.
2.Verenigde Staten van Amerika.
3.Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945.