ECLI:NL:CRVB:2025:1296

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
24/2180 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van uitkering op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de herziening en terugvordering van een uitkering op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). Appellant, geboren in 1942, ontving een periodieke uitkering op grond van de AOR, maar heeft nagelaten om buitenlandse pensioenen, waaronder de Duitse Rente en een Belgisch Rust- en Overlevingspensioen, te melden. Hierdoor heeft de Sociale Verzekeringsbank (verweerder) de uitkering herberekend en het teveel betaalde bedrag van € 3.591,14 teruggevorderd door maandelijks een bedrag van € 74,82 op de uitkering in mindering te brengen.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 juli 2025, waarbij appellant niet aanwezig was, maar verweerder vertegenwoordigd was door A.L. van de Wiel. De Raad oordeelde dat appellant niet heeft voldaan aan zijn verplichting om veranderingen in zijn inkomsten te melden, wat leidde tot de herziening van de uitkering. De Raad volgde het standpunt van verweerder dat de terugvordering terecht was, aangezien appellant niet had aangetoond dat de hoogte van het teruggevorderde bedrag onjuist was berekend.

De Raad concludeerde dat de beroepen van appellant ongegrond waren en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Appellant krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van C.C.M. van ‘t Hol als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.

Uitspraak

24/2180 AOR, 25/194 AOR
Datum uitspraak: 28 augustus 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
SAMENVATTING
Verweerder heeft vanwege het niet melden van inkomsten het teveel betaalde bedrag aan uitkering van appellant teruggevorderd. De Raad is met verweerder van oordeel dat appellant niet heeft voldaan aan de verplichting om veranderingen in zijn inkomsten te melden.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft beroep ingesteld tegen besluiten van verweerder van 6 augustus 2024, kenmerk BZ011667476 (bestreden besluit 1) respectievelijk van 3 december 2024, kenmerk BZ011688053 (bestreden besluit 2). Dit betreft de toepassing van de AOR. [1]
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 juli 2025. Daar is appellant niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende feiten van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 1942, is met een besluit van 21 mei 2004 aangemerkt als oorlogsslachtoffer in de zin van de AOR en op grond van die regeling met ingang van 1 februari 2003 in aanmerking gebracht voor een periodieke uitkering.
1.2.
In februari 2023 heeft appellant verweerder verzocht om zijn periodieke uitkering opnieuw vast te stellen.
1.3.
Met een brief van 1 mei 2024 heeft verweerder aan appellant meegedeeld dat uit de door hem verstrekte inkomensgegevens is gebleken dat hij de zogenoemde Duitse Rente en daarnaast het Rust- en Overlevingspensioen uit België (hierna: de buitenlandse pensioenen) ontvangt en dat verweerder van deze inkomsten niet op de hoogte was. Om die reden heeft verweerder besloten tot een herberekening van de uitkering en de inkomsten met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2019 op de uitkering in mindering te brengen. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat er een teveel uitgekeerd bedrag ontstaat over de periode van mei 2019 tot en met april 2024 en dat dit bedrag zal worden teruggevorderd.
1.4.
Verweerder heeft met een besluit van 2 mei 2024 afwijzend beslist op het verzoek van appellant van februari 2023 om de periodieke uitkering opnieuw vast te stellen.
1.5.
Met een tweetal besluiten van 14 mei 2024 heeft verweerder de periodieke uitkering van appellant over de periode 1 mei 2019 tot 1 januari 2023 en vervolgens vanaf 1 januari 2023 opnieuw berekend. In beide besluiten is vermeld dat te veel aan periodieke uitkering is betaald.
1.6.
Met bestreden besluit 1 heeft verweerder de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 14 mei 2024 ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de periodieke uitkering terecht en met terugwerkende kracht opnieuw is vastgesteld en de inkomsten uit de buitenlandse pensioenen terecht op de uitkering in mindering zijn gebracht. Appellant is verplicht om gegevens te verstrekken die voor de juiste berekening van de uitkering noodzakelijk zijn, maar heeft dit nagelaten, aldus verweerder.
1.7.
Met een besluit van 2 oktober 2024 vordert verweerder het teveel betaalde bedrag van € 3.591,14 van appellant terug. Ter vereffening van het teveel betaalde bedrag heeft verweerder aangegeven dat maandelijks een bedrag van € 74,82 op de periodieke uitkering van appellant in mindering wordt gebracht. Het bezwaar tegen het besluit van 2 oktober 2024 is met bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.

Het oordeel van de Raad

2. De Raad beoordeelt de bestreden besluiten aan de hand van wat appellant in beroep heeft aangevoerd. De Raad komt tot het oordeel dat de beroepen niet slagen.
Nieuwe vaststelling uitkering (24/2180 AOR)
2.1.
Op grond van artikel 42 van de AOR wordt de uitkering opnieuw vastgesteld wanneer een uitkeringsgerechtigde aanspraak maakt op betaling uit een nieuwe bron van inkomsten.
2.2.
Als verweer op het niet vermelden van de inkomsten stelt appellant in bezwaar en beroep dat de vestigingen van de Sociale Verzekeringsbank in Nijmegen en Roermond op de hoogte waren van de buitenlandse pensioenen. De Raad volgt appellant hierin niet. Appellant is als uitkeringsgerechtigde gehouden elke verandering of omstandigheid die tot intrekking of verlaging van de uitkering zou kunnen leiden bij verweerder te melden. Dat heeft appellant in dit geval nagelaten. Daarbij werd ten tijde van het toekennen van de buitenlandse pensioenen de AOR uitgevoerd door de CAOR [2] waarbij de administratieve werkzaamheden werden verricht door de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen. Met ingang van 1 januari 2015 is de uitvoering van de AOR belegd bij verweerder. De buitenlandse pensioenen zijn dus toegekend vóórdat verweerder als uitvoerder van de AOR in beeld kwam. Dat de uitkeringen bij de CAOR wel zouden zijn gemeld is niet gebleken en door appellant ook niet gesteld.
Terugvordering/vereffening te veel uitbetaalde uitkering (25/194 AOR)
2.3.
Vastgesteld moet worden dat appellant in beroep niets heeft aangevoerd op grond waarvan moet worden vastgesteld dat de hoogte van het teruggevorderde bedrag door verweerder onjuist is berekend. Verder heeft appellant geen omstandigheden aangevoerd die voor verweerder aanleiding hadden kunnen zijn om van de terugvordering en de vereffening van het teveel uitgekeerde bedrag af te zien.

Conclusie en gevolgen

2.4.
De beroepen slagen dus niet. Dit betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven.
3. Appellant krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van C.C.M. van ‘t Hol als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2025.
(getekend) H. Lagas
(getekend) C.C.M. van ‘t Hol

Voetnoten

1.Algemene Oorlogsongevallenregeling.
2.Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling.