ECLI:NL:CRVB:2025:1300
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en medische geschiktheid van appellante
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante per 1 december 2021 door het Uwv, die volgens de Raad onterecht is. Appellante, die sinds 2013 met psychische en lichamelijke klachten kampt, ontving een WIA-uitkering die door het Uwv herzien werd naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelt dat het Uwv niet voldoende heeft gemotiveerd dat appellante op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De FML van 8 juli 2021 weerspiegelt niet de werkelijke medische beperkingen van appellante, die meer beperkingen heeft voor hand- en vingergebruik dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad heeft het hoger beroep van appellante gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij aanvullende beperkingen voor hand- en vingerbewegingen moeten worden vastgesteld. Tevens is het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.