5.1.Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn laatste werk nog had kunnen verdienen, te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
5.2.1.Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter de conclusies van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich in deze zaak voor. Het rapport van internist Hoekstra van 16 januari 2023, aangevuld op 31 mei 2023, geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige heeft het dossier bestudeerd en nadere informatie ontvangen van de huisarts, longarts en de internist-endocrinoloog en deze informatie kenbaar bij de beoordeling betrokken. Hoekstra heeft appellant gezien op een spreekuur, waarbij een uitgebreide anamnese is afgenomen en een lichamelijk onderzoek is verricht. In het rapport van 16 januari 2023 is inzichtelijk toegelicht dat bij appellant sprake is van een stabiele vorm van sarcoïdose met betrokkenheid van, met name, de long, met als complicatie longfibrose, die zonder twijfel geleid heeft tot een verminderde inspanningstolerantie. Dat de aandoening relatief weinig actief en stabiel is, blijkt uit het feit dat de aandoening goed behandelbaar is met alleen azathioprine en er dus geen noodzaak meer is tot therapie met prednison. Hoekstra heeft geconcludeerd dat de vermoeidheidsklachten slechts ten dele te verklaren zijn uit de aandoening sarcoïdose en toegelicht dat er geen aanleiding is om meer beperkingen aan te nemen dan neergelegd in de FML van 13 maart 2020 en dat appellant op 9 april 2019 in staat was om gemiddeld vier uur per dag en twintig uur per week arbeid te verrichten.
5.2.2.De Raad ziet geen aanleiding de conclusies van de deskundige niet te volgen. Uit het rapport volgt dat sprake is geweest van een zorgvuldig onderzoek. De bezwaren die appellant heeft aangevoerd tegen de deskundige zijn door de deskundige besproken en weerlegd. Er zijn geen aanknopingspunten om de reactie van de deskundige, zoals vermeld in punt 4.4 van deze uitspraak, niet te volgen.
5.2.3.Verder overweegt de Raad als volgt. Appellant heeft geweigerd mee te werken aan een aanvullend onderzoek door een onafhankelijke verzekeringsarts en is vervolgens nadrukkelijk gewezen op het bepaalde in artikelen 8:30 en 8:31 van de Awb. Appellant heeft gepersisteerd in zijn weigering om mee te werken. Wat appellant hierover heeft aangevoerd, is geen reden om appellant het weigeren van de medewerking niet aan te rekenen, omdat deze weigering niet met goede gronden is onderbouwd. De Raad had al een deskundige ingeschakeld vanwege de sarcoïdose en de vermoeidheid. Zoals in 4.6 is opgemerkt waren er redenen om nog een aanvullend onderzoek door een verzekeringsarts te laten uitvoeren. Bovendien bestaat er op voorhand geen reden om de onpartijdigheid van een door de Raad te benoemen verzekeringsarts in twijfel te trekken noch dat deze vooringenomen zou zijn.
5.2.4.Gelet op artikel 8:31 van de Awb ziet de Raad dan ook aanleiding de gevolgtrekkingen uit de weigering om mee te werken te maken die hem geraden voorkomen. Dit betekent in dit geval dat de twijfel, die voor de Raad aanleiding was om nog een verzekeringsarts als deskundige te benoemen voor het instellen van een aanvullend onderzoek, niet ten voordele van appellant wordt uitgelegd.
5.2.5.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft – nadat hij kennis heeft genomen van alle medische stukken en appellant lichamelijk en psychisch heeft onderzocht – in het uitgebreide rapport van 13 maart 2020 voldoende toegelicht dat met de klachten van de linkeronderarm en vingers die gelinkt zijn aan de sarcoïdose (polyneuropathie) en pijnklachten van rug en schouders rekening wordt gehouden in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de beperkingen nog aangescherpt wat betreft stof/rook/gas/damp, tastzin en actief zijn boven schouderhoogte. Met de psychische klachten, te weten autisme en milde stemmingsklachten, is ook rekening gehouden in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in bezwaar nog een beperking voor patiëntencontacten (geen directe hulp- of zorgverlening) toegevoegd en de (verruimende) toelichting bij de beperking voor deadlines en productiepieken geschrapt. Gezien de vastgestelde belastbaarheid is een urenbeperking van vier uur per dag en twintig uur per week volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep passend omdat appellant hiermee voldoende recuperatietijd heeft. Er is geen medische onderbouwing gegeven dat appellant in de ochtend niet zou kunnen werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is met het rapport van 8 maart 2021 voldoende ingegaan op het rapport van verzekeringsarts Lok, en in de rapporten van 15 juli en 31 augustus 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep puntsgewijs en inzichtelijk toegelicht dat de door appellant zelf ingebrachte medische gronden niet leiden tot een ander standpunt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat met alle klachten/aandoeningen van appellant rekening is gehouden en dat er op medisch objectiveerbare gronden geen aanleiding is om meer beperkingen aan te nemen.
5.2.6.De Raad concludeert dat het Uwv de medische situatie van appellant op de datum in geding, zoals neergelegd in de FML van 13 maart 2020, juist heeft vastgesteld.
5.3.1.Uitgaande van de juistheid van beperkingen in de FML van 13 maart 2020, is de vraag aan de orde of appellant staat is de geselecteerde functies te verrichten.
5.3.2.De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat appellant in staat is de functies van papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker (SBC-code 268040), besteller post/pakketten (auto) (SBC-code 282102) en huishoudelijk medewerker (SBCcode 111333) te verrichten. Op basis van deze functies is een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van 52,63%.
5.3.3.In de rapporten van 3 april 2022, 11 augustus 2022 en 25 april 2023 is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uitgebreid ingegaan op de bezwaren van appellant tegen de geschiktheid van de geselecteerde functies.
5.3.4.De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat noch voor verhoogd persoonlijk risico noch voor beroepsmatig voertuigen besturen een beperking is opgenomen, wat betekent dat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep het beroepsmatig autorijden of deelname in het beroepsverkeer geen verhoogd persoonlijk risico voor appellant met zich brengt. In de functie van Routechauffeur wordt gereden met vaste routes en grotendeels vaste adressen. In de functie van Bestelautochauffeur is sprake van een vaste bestelwijk. Het feit dat in deze functies af en toe ingespeeld moet worden op onvoorspelbaar gedrag van weggebruikers is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen knelpunt voor appellant. Appellant is weliswaar door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangewezen geacht op een voorspelbare werksituatie, maar deze beperking ziet op situaties, waarbij sprake is van onvoorspelbaarheid bij sterk wisselende, niet-routinematige, onverwachte uitvoeringsomstandigheden. Daarvan is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de functies geen sprake.
5.3.5.De functie van schoonmaker, waarbij wordt gewerkt in een verpleeghuis, is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geschikt, omdat in dat werk niet in de nabijheid van bewoners wordt gekomen. Er wordt gewerkt in een verpleeghuis met mensen met geriatrische problematiek en niet met infectieziekten. Daarbij is appellant enigszins verhoogd vatbaar voor blootstelling aan micro organismen, wat betekent dat hij niet een hoge mate van vatbaarheid heeft. Bovendien kan hij desgewenst een mondkapje dragen, al is dat niet per se nodig. In de functie van Bestelautochauffeur is sprake van een kort contact met de klant, vaak aan de deur, en daarom is deze functie ook geschikt geacht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft deze functies ook besproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die geen medische bezwaren zag voor het uitoefenen van deze functies.
5.3.6.Over de beperking op stof/rook/gassen en dampen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overleg gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellant is beperkt in die zin dat hij niet blootgesteld kan worden aan hoge concentraties. Dergelijke concentraties komen volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet voor in de geselecteerde functies. Ook de beperking van appellant op het beoordelingspunt samenwerken (beperkt, kan met anderen werken, maar met een eigen, van te voren afgebakende deeltaak) levert geen problemen op voor de geselecteerde functies. In de functie van productiemedewerker (functie in de SBC-code 268040) wordt gewerkt met een eigen afgebakende deeltaak en blijft de samenwerking beperkt tot het kort onderling afstemmen om even weg te gaan van de werkplek. Deze functie is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geschikt voor appellant
5.3.7.Gelet op de uitgebreide en inzichtelijke toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de hiervoor genoemde rapporten kan het standpunt dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn worden gevolgd.