ECLI:NL:CRVB:2025:1305
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich ziekmeldde met een ernstige depressie, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uwv weigerde deze toe te kennen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De appellant betwistte deze beslissing en stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering had toegekend, omdat de medische en arbeidskundige onderzoeken voldoende zorgvuldig waren uitgevoerd en de vastgestelde beperkingen van de appellant niet leidden tot een andere conclusie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de argumenten van de appellant in hoger beroep grotendeels herhalingen waren van eerdere stellingen en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere conclusies kon onderbouwen. De Raad concludeerde dat de weigering van de WIA-uitkering in stand bleef, en dat de appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht.