ECLI:NL:CRVB:2025:1319

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
25/418 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake griffierecht niet tijdig betaald

In deze zaak heeft verzoeker op 16 december 2024, bevestigd op 27 februari 2025, verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 november 2024. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een uitspraak waarin het griffierecht niet tijdig was betaald. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 21 augustus 2025 geoordeeld dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 143,- niet binnen de gestelde termijn was voldaan. Verzoeker is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft dit niet tijdig gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Labage, en is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 in verbinding met de artikelen 8:108 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 november 2024, 19/528 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 21 augustus 2025

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft bij e-mail van 16 december 2024, bevestigd in een e-mail van 27 februari 2025, verzocht om herziening van de door de Raad op 28 november 2024 tussen partijen gewezen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:119, tweede lid van de Awb, in samenhang gelezen artikel met 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening.
Bij brief van 5 maart 2025 is verzoeker erop gewezen dat een griffierecht van € 143,- is verschuldigd en is meegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 7 april 2025 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoeker er rekening mee moet houden dat de procedure niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2025.

(getekend) Y. Sneevliet

(getekend) J.M. Labage

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.