ECLI:NL:CRVB:2025:1323

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
24/1633 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden in de vorm van een pgb

Deze zaak betreft de toekenning van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning aan appellante, die het niet eens is met de omvang van de geboden hulp. Appellante heeft een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor hulp bij het huishouden, maar het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft haar een pgb verstrekt voor 4 uur per week, wat zij als onvoldoende beschouwt. Appellante is van mening dat het college zich niet mocht baseren op het medisch advies van Argonaut en dat van haar niet verwacht mag worden dat zij medische stukken overlegt ter onderbouwing van haar stellingen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten, waarbij zij oordeelde dat het medisch advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat appellante niet heeft aangetoond dat zij meer hulp nodig heeft. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak behandeld, maar appellante en haar advocaat zijn niet verschenen. De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

24/1633 WMO15
Datum uitspraak: 4 september 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 mei 2024, 23/5027 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de verstrekte maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning. Appellante is het niet eens met de omvang daarvan. Zij vindt dat het college zich niet mocht baseren op het medisch advies van Argonaut en dat van haar niet mag worden verwacht dat zij (medische) stukken overlegt. Hierin krijgt appellante geen gelijk.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Appellante heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 juli 2025. Appellante en mr. De Jong zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Journée.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1970, heeft diverse lichamelijke en psychische klachten. Het college heeft appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden verstrekt, laatstelijk voor 4,5 uur per week (235 uur per jaar) in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2022. Op 2 mei 2022 heeft appellante opnieuw verzocht om huishoudelijke ondersteuning.
1.2.
Met een besluit van 13 juli 2022 heeft het college appellante een pgb verstrekt voor huishoudelijke ondersteuning voor de periode van 1 juli 2022 tot en met 20 december 2023 voor 4 uur per week (209 uur per jaar).
1.3.
Met een besluit van 13 juli 2023 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 13 juli 2022 ongegrond verklaard. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op het advies van de medisch adviseur van Argonaut van 13 juli 2023.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank is van oordeel dat het medisch advies van Argonaut zorgvuldig tot stand is gekomen en dat niet is gebleken dat het advies niet concludent of anderszins onjuist is. Uit het advies blijkt onder meer dat appellante belastbaar wordt geacht voor het uitvoeren van lichte huishoudelijke taken en dat zij heeft verklaard dat zij dagelijks vers kookt. Appellante heeft de inhoud van het advies niet weerlegd met een deskundige contra-expertise of een medische verklaring waaruit blijkt dat zij niet in staat zou zijn om lichte huishoudelijke taken te verrichten of haar eigen maaltijden te bereiden. De rechtbank ziet niet in dat niet van appellante kan worden verwacht om met een dergelijke onderbouwing te komen
.Het college mocht er daarom van uitgaan dat 4 uur per week huishoudelijke hulp toereikend is.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante stelt zich op het standpunt dat 4 uren aan huishoudelijke ondersteuning te weinig zijn om een schoon huis te realiseren. Volgens appellante is de rechtbank ten onrechte uitgegaan van de juistheid van het advies van Argonaut. Appellante heeft hierbij herhaald dat niet mag worden verwacht dat zij een medische verklaring overlegt, omdat het gaat over de manier waarop zij in de praktijk met haar beperkingen omgaat en zij zich niet kan voorstellen hoe een medicus zich hierover uit zou kunnen laten.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en neemt de overwegingen over die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd. Naar aanleiding van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, voegt de Raad hieraan het volgende toe.
4.2.
In de kern heeft appellante gesteld dat haar beperkingen ernstiger zijn dan in het advies van Argonaut is aangenomen en dat zij om die reden is aangewezen op meer huishoudelijke hulp. Die beperkingen en de (grotere) ernst daarvan dienen echter wel geobjectiveerd te worden. Anders dan appellante heeft gesteld, mag daarom van haar worden verwacht dat zij stukken overlegt die haar stellingen op dit punt onderbouwen.
4.3.
Appellante heeft ook in hoger beroep geen (medische) stukken overgelegd die maken dat aan de bevindingen van de medisch adviseur moet worden getwijfeld. De enkele stellingen van appellante zijn onvoldoende voor de conclusie dat de medisch adviseur van Argonaut de situatie onjuist heeft ingeschat. Dat het college met een besluit van 20 juni 2025 de omvang van de huishoudelijke ondersteuning heeft verhoogd voor de periode van 21 juni 2025 tot en met 20 juni 2026 maakt dit niet anders. Uit de stukken die aan dat besluit ten grondslag liggen blijkt niet dat deze (ook) zien op de situatie tijdens de beoordelingsperiode in deze zaak, die loopt van 27 juni 2022 (de datum van de aanvraag) tot en met 13 juli 2023 (de datum van het bestreden besluit).

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van S. Ploum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2025.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) S. Ploum