ECLI:NL:CRVB:2025:1332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 25 januari 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die voor het laatst als steigerbouwer werkte, heeft zich ziekgemeld na een bedrijfsongeval. Hij betwist de beoordeling van het Uwv en stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan door het Uwv is vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelt dat het onderzoek van het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.