ECLI:NL:CRVB:2025:1343
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante per 10 augustus 2022, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante, die voorheen als orderpicker werkte, heeft een bedrijfsongeval meegemaakt en zich daarna ziekgemeld. Het Uwv heeft na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek geconcludeerd dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk en heeft haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 1,84%. Appellante is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep is bevestigd. De Raad oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat de medische grondslag van de beslissing deugdelijk is en er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden in de door appellante ingebrachte medische informatie die de onderbouwing van het Uwv in twijfel trekken. De beëindiging van de WIA-uitkering blijft dus in stand.