ECLI:NL:CRVB:2025:1346
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WAZ-uitkering aan zelfstandige na 1 augustus 2004
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een WAZ-uitkering had aangevraagd. De rechtbank Amsterdam had eerder op 12 augustus 2024 het beroep van de appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard. De appellant, die sinds 2019 als zelfstandige in Hongarije werkte, had tussen 2008 en 2017 in Nederland gewerkt. Hij werd in 2021 arbeidsongeschikt, maar volgens de wetgeving is een zelfstandige die na 1 augustus 2004 arbeidsongeschikt wordt, niet verzekerd voor de WAZ en heeft hij geen recht op een uitkering. De gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde, werden als summier en onvoldoende onderbouwd beschouwd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de appellant, zoals het verlaten door zijn echtgenote en de financiële steun van zijn ouders, niet voldoende waren om recht te geven op een WAZ-uitkering. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.