ECLI:NL:CRVB:2025:1361

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
23/689 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R.A. Severijn, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 22 april 2025 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft appellant op 24 april 2025 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en de Raad heeft besloten geen nadere zitting te houden. De zaak is zonder zitting behandeld en het onderzoek is gesloten.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien het Uwv aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, is het Uwv veroordeeld in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met het hoger beroep. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 2.267,50, en daarnaast heeft appellant recht op vergoeding van reiskosten van € 21,90 en het griffierecht van € 136,-.

De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 september 2025. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de kosten aan appellant en het griffierecht.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 januari 2023, 22/998 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 10 september 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.A. Severijn, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 22 april 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 24 april 2025 heeft mr. Severijn namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 22 april 2025 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Aangezien de rechtbank het Uwv reeds heeft veroordeeld in de gemaakte kosten in beroep en het vergoeden van het griffierecht, moet de Raad nog slechts oordelen over de in hoger beroep gemaakte kosten.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 2.267,50,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de ingediende zienswijze, met een waarde per punt € 907,-). Verder heeft appellant verzocht om vergoeding van € 21,90 aan reiskosten die hij heeft moeten maken voor het onderzoek van de door de Raad ingeschakelde deskundige. Deze reiskosten worden door de Raad vergoed.
Ook moet het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht ter hoogte van € 136,- vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.267,50;
  • bepaalt dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- aan appellant vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025.

(getekend) F.M. Rijnbeek

(getekend) M.D.F. de Moor