ECLI:NL:CRVB:2025:1365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellant na medisch onderzoek en geschiktheid voor eigen werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant door het Uwv per 8 maart 2023. Appellant, die voorheen als planner werkte, stelde dat hij door medische beperkingen niet in staat was om zijn eigen werk te verrichten. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van appellant correct had ingeschat. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van het medisch oordeel te twijfelen. De Raad volgde deze conclusie en oordeelde dat appellant niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht omdat het hoger beroep niet slaagde.