Uitspraak
28 januari 2025, 24/1866
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 25/490 WMO15. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 143,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen, maar heeft dit nagelaten. Daarnaast bevatte het ingediende beroepschrift geen gronden, wat in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft ook deze mogelijkheid ongebruikt laten verstrijken. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat niet is gebleken van redenen die de verzuimen kunnen verontschuldigen. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.