ECLI:NL:CRVB:2025:1397

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
24/841 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door het bestuursorgaan

Op 24 september 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/841 WMO15. Het college van burgemeester en wethouders van Halderberge had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 februari 2024. Echter, op 10 juni 2025 heeft het college dit hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene heeft mr. M.H.J.M. Harbers verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten en het onderzoek is gesloten.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten na intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het college veroordeeld moet worden in de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 907,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het indienen van het verweerschrift.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 september 2025 door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De uitspraak bevestigt de verplichting van het bestuursorgaan om de proceskosten te vergoeden na intrekking van het hoger beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 september 2025
24/841 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
19 februari 2024, 22/5980
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Halderberge (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij e-mailbericht van 10 juni 2025 heeft het college het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. M.H.J.M. Harbers verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt het college veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verweerschrift).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen