ECLI:NL:CRVB:2025:1401
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inkomensvrijlating en medische urenbeperking
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de aan appellante toegekende inkomensvrijlating in verband met een medische urenbeperking. Appellante, die sinds 2011 medische klachten heeft na een auto-ongeluk, ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het dagelijks bestuur heeft de inkomensvrijlating toegepast met ingang van 1 januari 2022, terwijl appellante stelt dat deze al vanaf september 2020 had moeten ingaan. De Centrale Raad van Beroep bevestigt het oordeel van de rechtbank dat appellante geen gelijk krijgt. De Raad oordeelt dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gegevens heeft overgelegd die haar standpunt ondersteunen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur niet verplicht was om appellante te informeren over haar mogelijke recht op inkomensvrijlating, aangezien het haar verantwoordelijkheid was om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad concludeert dat de ingangsdatum van de inkomensvrijlating op 1 januari 2022 blijft staan, en dat appellante geen proceskostenvergoeding ontvangt.