ECLI:NL:CRVB:2025:1402

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
23/2770 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen terugvorderingsbesluit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het hoger beroep werd echter ingetrokken door appellant via een e-mailbericht op 15 oktober 2024, waarbij ook verzocht werd om het college van burgemeester en wethouders van Schiedam te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft in zijn verweerschrift aangegeven geen aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten. De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval heeft het college echter geen gewijzigd standpunt ingenomen en is het terugvorderingsbesluit van 19 augustus 2022 niet onrechtmatig gebleken.

Het college heeft weliswaar kwijtschelding verleend voor de resterende schuld van appellant, maar dit doet niets af aan het feit dat het college niet tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant met betrekking tot het terugvorderingsbesluit. Daarom heeft de Raad het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 september 2025
23/2770 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
26 september 2023, 23/1685
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Via e-mailbericht van 15 oktober 2024 heeft mr. Küçükünal namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft in het verweerschrift van 6 november 2024 laten weten geen aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het college bij besluit van 25 september 2024 kwijtschelding heeft verleend voor de resterende schuld van appellant. Naar aanleiding hiervan heeft de gemachtigde van appellant het hoger beroep ingetrokken.
De Raad ziet geen aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten en overweegt daartoe het volgende.
In zijn hoger beroepschrift heeft appellant zich, concreet samengevat, op het standpunt gesteld dat het terugvorderingsbesluit als gevolg van de schending van de inlichtingenplicht ten onrechte in stand is gebleven.
Zoals het college terecht naar voren heeft gebracht in zijn verweerschrift, is het terugvorderingsbesluit van 19 augustus 2022 echter niet onrechtmatig gebleken of door het college op enig moment ingetrokken. Het college heeft op dit punt geen gewijzigd standpunt ingenomen en aan de bezwaren van appellant met betrekking tot het terugvorderingsbesluit is dan ook niet tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste volzin, van de Awb. Dat het college het verzoek van appellant om kwijtschelding van de resterende schuld heeft gehonoreerd, doet daar niet aan af.
Nu het college niet geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, zal de Raad het verzoek om proceskostenveroordeling afwijzen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2025.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen