ECLI:NL:CRVB:2025:1403
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en hoofdverblijf
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante door het college van burgemeester en wethouders van Maastricht. Appellante ontving sinds 3 maart 2020 bijstand op grond van de Participatiewet. Het college heeft onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, omdat er twijfels waren over het hoofdverblijf van appellante op het opgegeven uitkeringsadres. Uit het onderzoek bleek dat appellante niet op het uitkeringsadres woonde, wat zij niet had gemeld aan het college, en dat zij daarmee haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellante is in hoger beroep gegaan, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat het zwaartepunt van het persoonlijk leven van appellante niet op het uitkeringsadres lag. De Raad neemt de overwegingen van de rechtbank over en voegt hieraan toe dat de nieuwe verklaring van een vriendin van appellante niet afdoet aan de onderzoeksbevindingen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat de intrekking en terugvordering van bijstand in stand blijven.