ECLI:NL:CRVB:2025:1435
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv over haar arbeidsongeschiktheid. Appellante, die voorheen als begeleider en omloop assistente werkte, heeft zich op 12 juli 2017 ziekgemeld. Na een periode van uitkeringen op basis van de Wet WIA, heeft het Uwv haar arbeidsongeschiktheid per 9 juni 2022 vastgesteld op 33,78%. Na bezwaar en herbeoordeling door een verzekeringsarts, is de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw vastgesteld op 37,13% per 16 februari 2022. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad heeft de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv bevestigd en geoordeeld dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat zijn. De Raad heeft geconcludeerd dat de functies die aan de arbeidsongeschiktheid ten grondslag liggen, geschikt zijn voor appellante, en heeft het hoger beroep afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is daarmee bevestigd.