ECLI:NL:CRVB:2025:1441

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
25/402 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Kaplan, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 januari 2025. De rechtbank had in die uitspraak een beslissing genomen in een bestuursrechtelijke kwestie. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 143,- niet tijdig was betaald door de appellant. Ondanks herhaalde waarschuwingen aan de gemachtigde van de appellant, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Raad heeft in overeenstemming met artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:108 van de Awb geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 september 2025
25/402 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
21 januari 2025, 24/7584
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M. Kaplan, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Op 27 mei 2025 heeft mr. O.C. Bozbiyik zich gesteld als opvolgend gemachtigde van appellant.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 6 maart 2025 is de toenmalige gemachtigde van appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 143,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 7 april 2025 is deze gemachtigde van appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden.
De termijn is verstreken en het griffierecht is niet betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2025.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.