ECLI:NL:CRVB:2025:1444
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellant en geschiktheid voor geselecteerde functies in het kader van de WIA-beoordeling
In deze zaak staat de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant per 2 maart 2023 en per 5 december 2023 centraal. Appellant betwistte de beëindiging van zijn uitkering, stellende dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat was om de eerder geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellant blijvend geschikt is voor de geselecteerde functies, zoals productiemedewerker en monteur. De Raad concludeert dat het medische onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid in de geselecteerde functies. De rechtbank had eerder de bestreden besluiten van het Uwv in stand gelaten, en de Raad onderschrijft dit oordeel. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en de beëindiging van de ZW-uitkering blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.