ECLI:NL:CRVB:2025:1449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor huur- en inrichtingskosten na verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor huur- en inrichtingskosten. De appellant had op 15 december 2023 een aanvraag ingediend in verband met zijn verhuizing naar een andere woning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de verhuizing niet noodzakelijk werd geacht. De Raad heeft de afwijzing van de aanvraag bevestigd, omdat appellant niet heeft aangetoond dat de verhuizing en de daaruit voortvloeiende kosten noodzakelijk waren. De Raad oordeelde dat de appellant onvoldoende objectieve en verifieerbare stukken heeft overgelegd die de noodzaak van de verhuizing onderbouwen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. Appellant heeft aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege gezondheidsklachten die verband zouden houden met de woonomstandigheden in zijn vorige woning. Echter, de Raad concludeerde dat er geen bewijs was voor een oorzakelijk verband tussen de woonomstandigheden en de gezondheidsklachten van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat de bewijslast voor de noodzaak van de verhuizing bij appellant ligt, en dat hij hierin niet is geslaagd. De uitspraak van de Raad betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.