ECLI:NL:CRVB:2025:1476

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
23/2334 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Gelderland

In deze zaak heeft appellante op 3 augustus 2023 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2023. De Centrale Raad van Beroep heeft in een eerdere uitspraak op 12 maart 2024 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden niet waren ingediend. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend, waarbij zij stelde dat zij meer tijd nodig had om de gronden in te dienen vanwege aanhoudende en zwaarwegende redenen. Dit verzet werd behandeld op de zitting van 26 mei 2025, waar appellante niet aanwezig was en kort voor de zitting om uitstel vroeg. De Raad heeft vastgesteld dat appellante meer dan vijf maanden de tijd had gekregen om haar gronden in te dienen en dat zij nooit heeft onderbouwd waarom zij dit niet kon doen. Het verzoek om uitstel van de zitting werd afgewezen, omdat de gezondheidsproblemen die appellante aanvoerde niet waren onderbouwd. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om het onderzoek te heropenen of het verzoek om uitstel toe te wijzen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2025 verklaart het verzet ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 oktober 2025
23/2334 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2023, ARN 21/3702 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen (college)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft op 3 augustus 2023 hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
In de uitspraak van 12 maart 2024 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het hoger beroep niet zijn ingediend.
Appellante heeft verzet ingediend. In haar verzet geeft appellante kort samengevat aan dat zij vanwege aanhoudende en zwaarwegende redenen meer tijd nodig heeft om de gronden in te dienen en dat de gestelde termijn door de Raad in strijd is met het recht op een eerlijk proces.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 26 mei 2025. Appellante is niet op zitting verschenen. Zeer kort voor de zitting heeft appellante verzocht om uitstel van de zitting.

OVERWEGINGEN

Ten aanzien van de termijn voor het indienen van de gronden
Appellante heeft in totaal meer dan vijf maanden de tijd gekregen om de gronden van het hoger beroep in te dienen. Van 4 augustus 2023 tot 16 januari 2024 is haar driemaal een termijn gegeven om haar gronden te formuleren. Op 2 januari 2024 is haar geen uitstel meer gegeven en is haar verzocht om binnen twee weken de gronden in te dienen. Daarbij is vermeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kon worden verklaard. Appellante heeft nooit onderbouwd wat de gestelde aanhoudende en zwaarwegende redenen zijn waardoor zij de gronden niet heeft kunnen indienen.
Ten aanzien van het verzoek om uitstel van de zitting van 26 mei 2025
Appellante heeft geen deugdelijke gronden aangevoerd voor haar verzoek om uitstel van de zitting. De gestelde gezondheidsproblemen, waarvan appellante zelf onderstreept dat ze geheim zijn, zijn niet onderbouwd. De Raad ziet dan ook geen aanleiding om het verzoek van appellante toe te wijzen. Er is om dezelfde reden evenmin een aanleiding om het onderzoek te heropenen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2025.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) N. El Khabazi