In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het hoger beroep was ingediend door mr. F. Çelen, advocaat, namens de appellanten, maar het ingediende beroepschrift bevatte geen gronden. De Raad heeft appellanten herhaaldelijk de gelegenheid gegeven om de gronden voor het hoger beroep in te dienen, maar deze termijnen zijn ongebruikt verstreken. De gemachtigde van appellanten heeft geen verontschuldigingen aangevoerd voor het verzuim om de gronden in te dienen. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de vereiste gronden ontbraken en de termijn voor indiening daarvan was verstreken. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is ondertekend door M. Wolfrat en A. Giesen, waarbij belanghebbenden binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak verzet kunnen aantekenen.