Uitspraak
26 juli 2024, 24/2669 en 24/2670
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht van € 138,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De gemachtigde van appellanten, mr. D. Marcus, werd op verschillende momenten gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar ondanks herhaalde aanmaningen is de betaling uitgebleven. De Raad heeft vastgesteld dat de appellanten niet in verzuim zijn geweest, maar dat het hoger beroep desondanks niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.