ECLI:NL:CRVB:2025:1481

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
24/2811 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, welke termijn begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was de uitspraak op 3 juli 2024 aan appellant verzonden, maar deze was onbestelbaar en werd geretourneerd. De rechtbank heeft vervolgens op 24 juli 2024 per gewone post een kopie van de uitspraak verzonden, maar appellant heeft het beroepschrift pas op 15 december 2024 ingediend, wat na de termijn was. Appellant voerde aan dat hij in het buitenland verbleef en de uitspraak later ontving, maar de Raad oordeelde dat dit geen bijzondere omstandigheden vormde die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat de verzending van de uitspraak correct was en dat de gevolgen van het verblijf in het buitenland voor rekening van appellant kwamen. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, met A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 oktober 2025
24/2811 PW, 24/2812 PW, 24/2813 PW, 24/2814 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
25 juni 2024, 22/4075, 22/4325, 22/4326 en 22/4327 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag nadat de aangevallen uitspraak aan partijen is bekendgemaakt. Dat volgt uit artikel 6:8 van de Awb. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Deze regels staan in artikel 6:9 van de Awb. Uit artikel 6:24 van de Awb volgt dat deze bepalingen ook gelden voor het hoger beroep.
Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als die overschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, als deze is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook als sprake is van een andere reden die tot die overschrijding heeft geleid. Bij de beoordeling of hiervan sprake is worden alle omstandigheden van het geval in hun samenhang bezien.
Als het beroepschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, dan moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, zijn bij de beoordeling niet relevant.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 3 juli 2024 in afschrift bij aangetekende brief aan partijen toegezonden. Dat betekent dat de termijn om hoger beroep in te stellen is aangevangen op 4 juli 2024 en is geëindigd op 15 augustus 2024.
Het beroepschrift is op 15 december 2024 ontvangen en dus na afloop van de beroepstermijn ingediend. Bij brief van 19 februari 2025 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij e-mailbericht van 6 maart 2025 geantwoord dat de uitspraak veel later dan 3 juli 2024 was verzonden, dus dat de termijn van zes weken al was verstreken toen hij de uitspraak ontving. Daarnaast geeft appellant kort samengevat aan dat hij langer dan twee maanden in het buitenland is geweest en bij terugkomst veel post van diverse overheidsinstellingen aantrof, welke hij zonder juridische bijstand heeft moeten afhandelen.
Appellant heeft daarmee geen bijzondere omstandigheid aangevoerd die maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Uit de stukken blijkt dat de uitspraak op 3 juli 2024 aangetekend is verzonden naar het adres van appellant, maar onbestelbaar aan de rechtbank is geretourneerd. De rechtbank heeft vervolgens op 24 juli 2024 per gewone post nogmaals meerdere keren (voor elk zaaknummer apart) een kopie van de uitspraak aan appellant gestuurd. Daarbij is appellant erop gewezen dat deze tweede verzending van de uitspraak geen verandering brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep.
Dat appellant enige tijd in het buitenland heeft verbleven en wellicht pas later deze brieven thuis heeft aangetroffen, doet niet af aan de juistheid van de verzending van de uitspraak. Dit komt voor eigen risico van appellant en vormt evenmin een bijzondere omstandigheid die maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2025.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.