ECLI:NL:CRVB:2025:1484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na overlijden appellante
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. K. Wevers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de procedure is gebleken dat appellante op [datum] 2024 is overleden. Dit heeft geleid tot de vraag of het hoger beroep nog ontvankelijk is, gezien het ontbreken van procesbelang. De Raad heeft op 16 mei 2025 in de Staatscourant aangekondigd dat de behandeling van de zaak op 4 juni 2025 zou plaatsvinden. Tijdens deze zitting is niemand van de erfgenamen van appellante verschenen, terwijl het college vertegenwoordigd was door mr. S. Piets. Mr. Wevers heeft kort voor de zitting aangegeven dat hij contact had met [gemachtigde], die zich als erfgename heeft gesteld. De Raad heeft herhaaldelijk verzocht om een verklaring van erfrecht, maar deze is niet overgelegd. Hierdoor kon niet met zekerheid worden vastgesteld wie de erfgenamen van appellante zijn. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen procesbelang meer is bij de voortzetting van het geding, wat heeft geleid tot de beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door C.W.C.A. Bruggeman, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.