ECLI:NL:CRVB:2025:1490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending medewerkingsverplichting door niet overleggen van bankafschriften
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die zijn medewerkingsverplichting heeft geschonden door geen bankafschriften van een op zijn naam staande rekening bij de KNAB-bank over te leggen. Appellant ontving sinds 17 juli 2016 bijstand op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellant met iemand zou samenwonen, heeft de sociale recherche onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstand. Appellant is meerdere keren uitgenodigd voor gesprekken en verzocht om bankafschriften, maar is niet verschenen of heeft niet de gevraagde informatie overgelegd. Het college heeft daarop de bijstand met ingang van 26 juni 2023 ingetrokken en de bijstand over de periode van 26 juni tot en met 30 juni 2023 teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad concludeert dat het college terecht heeft gehandeld, omdat appellant zijn medewerkingsverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en het hoger beroep slaagt niet.